Onrechtmatige bedingen in vennootschapscontracten: enkele tips

Op 1 december 2022 is de Wet van 4 april 2019 houdende wijzigingen van het Wetboek van Economisch Recht met betrekking tot het misbruiken van economische afhankelijkheid, onrechtmatige bedingen en oneerlijke marktpraktijken (hierna de “B2B-Wet”) twee jaar in werking getreden. Naar aanleiding van deze tweede verjaardag, gaan wij in deze bijdrage in op de toepassing van deze wet in de vennootschapsrechtelijke context. Er wordt immers nog al te vaak vergeten dat ook statuten, aandeelhoudersovereenkomsten en koop-verkoopovereenkomsten met betrekking tot aandelen onder de toepassing van de B2B-Wet dreigen te vallen. Hierna een aantal tips en tricks.

Het verbod op onrechtmatige bedingen in B2B-contracten geldt voor alle overeenkomsten tussen ondernemingen. Daarbij wordt een onderneming omschreven als iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen (artikel I.8, 39° WER). Merk op dat het toepassingsgebied van deze regeling zich uitstrekt tot alle ondernemingen en niet beperkt is tot enkel kmo’s. Een uitzondering is wel voorzien voor financiële diensten (kredieten, beleggingen, verzekeringen, pensioenen, enz.) en overheidsopdrachten en de overeenkomsten die daaruit voortvloeien. De regeling heeft met andere woorden een zeer breed toepassingsgebied.

Het verbod op onrechtmatige bedingen kent diverse pijlers. Zo geldt een transparantievereiste die inhoudt dat alle bepalingen van een overeenkomst die schriftelijk zijn, duidelijk en begrijpelijk dienen te worden opgesteld (artikel VI.91/2 WER). Elke partij moet namelijk de mogelijkheid hebben om de gemaakte afspraken te begrijpen en de inhoud daarvan te kunnen inschatten. Daarnaast geldt een algemene toetsingsnorm die stelt dat een beding onrechtmatig zal zijn wanneer het een kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en plichten van de partijen (alleen of in samenhang met één of meer andere bedingen). De rechter zal dus in beginsel elk beding in een B2B-contract kunnen toetsen aan deze algemene norm.

Vervolgens bevat de B2B-Wet ook twee lijsten van bedingen die geacht worden onrechtmatig te zijn. Enerzijds een zwarte lijst met bedingen die onweerlegbaar vermoed worden onrechtmatig te zijn en anderzijds een grijze lijst met een aantal bedingen waarvan de onrechtmatigheid kan worden weerlegd. Een beding dat in strijd is met de algemene toetsingsnorm of één van deze lijsten zal in beginsel nietig kunnen worden verklaard.

Een belangrijke uitzondering op de voormelde regeling inzake onrechtmatige bedingen, betreffen de zogenaamde kernbedingen. Dit zijn de bedingen die de bepaling van het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst regelen of de gelijkwaardigheid van de prijs of vergoeding en de als tegenprestatie te leveren producten. Dergelijke bedingen dienen niet aan de algemene toetsingsnorm te worden getoetst en kunnen ook geen inbreuk uitmaken op de zwarte of grijze lijst. Wel geldt daarvoor onverminderd de transparantieplicht.

Toepassing op vennootschapscontracten

De voormelde regeling voor onrechtmatige bedingen in B2B-contracten geldt ook voor vennootschapscontracten die beschouwd kunnen worden als overeenkomsten tussen ondernemingen. Voor aandeelhoudersovereenkomsten en koop-verkoopovereenkomsten met betrekking tot aandelen of activa kan hieromtrent weinig betwisting bestaan. Wat betreft de statuten van de bv en nv, wordt soms het standpunt verdedigd dat deze niet als een overeenkomst in aanmerking dienen te worden genomen. Een dergelijke beoordeling is echter twijfelachtig, waardoor het aangewezen is veiligheidshalve aan te nemen dat ook deze vennootschappen in hun statuten rekening zullen moeten houden met de B2B-Wet.

Ook kan de vraag gesteld worden of er sprake is van een overeenkomst tussen ondernemingen. Een aandeelhouder is niet per definitie een onderneming aangezien deze niet noodzakelijk op duurzame wijze een economisch doel nastreeft. Denk bijvoorbeeld aan natuurlijke personen die de betrokken overeenkomst niet ondertekenen in hun hoedanigheid van onderneming/eenmanszaak, maar in het kader van het normaal beheer van hun privévermogen. Ook voor vzw’s en stichtingen zal geval per geval dienen te worden bekeken of deze onder het ondernemingsbegrip van de B2B-Wet vallen.

Indien er voor een bepaald vennootschapscontract gesteld kan worden dat het binnen de toepassing valt van de B2B-Wet en de regeling inzake onrechtmatige bedingen, bestaat het risico dat bepaalde clausules als onrechtmatig zullen worden beschouwd en daarom nietig kunnen worden verklaard. Om dit risico te minimaliseren, volgen hierna een aantal tips.

Tip 1: Duid kernbedingen aan!

Zoals hierboven werd aangegeven, vallen kernbedingen buiten het toepassingsgebied van de algemene toetsingsnorm en de zwarte en grijze lijst. Enkel is vereist dat deze duidelijk en begrijpelijk zijn opgesteld. De omschrijving van het begrip kernbedingen, waarbij verwezen wordt naar bedingen over het eigenlijke voorwerp van de overeenkomst en de gelijkwaardigheid van de prijs/vergoeding en de als tegenprestatie te leveren producten, laat aan de partijen de nodige ruimte om hieraan zelf een invulling te geven. Het kan dan ook nuttig zijn dat de partijen in hun overeenkomst expliciet aanwijzen welke bedingen als kernbedingen dienen te worden beschouwd. Let wel op, het is de rechter die het laatste woord zal hebben en een al te brede interpretatie zal mogelijks niet worden gevolgd.

Tip 2: Verwijs naar de onderhandelingen!

De regeling inzake de onrechtmatige bedingen heeft tot doel om onevenwichtige clausules te vermijden en is een reactie op de machtonevenwichten die kunnen bestaan tussen verschillende ondernemingen. Vanuit deze filosofie kan een verwijzing in de voorafgaande overwegingen van een vennootschapscontract naar uitvoerige onderhandelingen met bijstand van adviseurs (hetgeen vaak het geval is bij vennootschapscontracten), erop wijzen dat er geen dergelijk machtonevenwicht is en de partijen door middel van onderhandelingen tot een evenwicht zijn gekomen.

Ook nuttig is om het verloop van de onderhandelingen te documenteren zodat kan worden aangetoond volgens welke dynamiek de overeenkomst tot stand gekomen is en welke toegevingen elk van de partijen heeft gedaan om tot de finale overeenkomst te komen.

Tip 3: Verwijs naar onderlinge samenhang van clausules en de overeenkomst als geheel!

De onevenwichtigheid van een bepaalde clausule kan gecompenseerd worden door andere clausules. In die zin kan het nuttig zijn om expliciet te documenteren dat één clausule in het voordeel van één partij werd bedongen, terwijl een andere clausule dan weer in het voordeel van een andere partij werd bedongen. Het samenleggen van beide clausules leidt tot een evenwichtig geheel. Om onduidelijkheid te vermijden, kan het nuttig zijn dergelijke evenwichten expliciet op te documenteren.

Tip 4: Herbekijk bepaalde standaardclausules!

Bepaalde standaardclausules verdienen bijkomende aandacht. Een vierhoekenbeding (ook wel bekend als “entire agreement”-clausule) houdt in dat de ondertekende overeenkomst het volledige akkoord tussen de partijen uitmaakt en zij zich niet meer op voorafgaande documenten kunnen beroepen. In het licht van de B2B-Wet zal erover gewaakt moeten worden dat het voor de partijen mogelijk blijft om andere voorafgaande documenten aan te wenden om het bestaan van de onevenwichtigheid van een bepaalde clausule aan te tonen.

Ook zal men moeten oppassen met clausules waarbij een partij geacht wordt kennisgenomen te hebben van bepaalde informatie en zich niet meer kan beroepen op enige garanties met betrekking tot die informatie. Indien het bijvoorbeeld voor de betrokken partij niet redelijkerwijze mogelijk was om effectief kennis te nemen van deze informatie, kan een dergelijke clausule problematisch zijn. Op grond van de B2B-Wet dient immers vermeden te worden dat bepaalde kennis op onweerlegbare wijze wordt vermoed aanwezig te zijn bij een bepaalde partij.

Het lijkt dan ook zinvol om de vertrouwde standaardclausules opnieuw onder de loep te nemen in het licht van de regeling met betrekking tot onrechtmatige bedingen in B2B-contracten.

Tip 5: Verwijs naar geldende handelsgebruiken!

Tenslotte dient opgemerkt dat vennootschapscontracten vaak dezelfde gelijkaardige clausules bevatten die op het eerste gezicht onevenwichtig of eenzijdig kunnen lijken. In het bijzonder wanneer men vergelijkt met het gemeen recht.

Denk maar aan de waarborgen bij de verkoop van aandelen. De gemeenrechtelijke regeling is in dit kader zeer beperkt, waardoor het gebruikelijk is dat conventioneel meer verregaande waarborgen worden afgesproken. Dergelijke verdergaande waarborgen beantwoorden ons inziens aan de geldende handelsgebruiken die conform artikel VI.91/3 §2 WER in aanmerking moeten worden genomen bij de beoordeling van onrechtmatige bedingen. Het kan daarom interessant zijn om een verwijzing naar de geldende handelsgebruiken op te nemen.

Tip 6: Voeg een B2B-clausule in!

Sommige rechtsleer geeft aan dat het nuttig kan zijn om een clausule in een vennootschapscontract op te nemen waarbij men aangeeft kennis te hebben genomen en gepoogd te hebben om de B2B-Wet en de regeling inzake onrechtmatige bedingen na te leven.

Niet iedereen deelt echter deze mening. Volgens sommigen zou een dergelijke clausule net contraproductief werken en eerder een zwaailicht op een bepaald contract plaatsen. Uit de opname van een dergelijke clausule zou volgens bepaalde auteurs opgemaakt kunnen worden dat de partijen er zich bewust van waren dat er bepaalde onevenwichtige clausules werden opgenomen in de overeenkomst.

Wij delen deze mening niet. Ons inziens kan het geen kwaad om een B2B-clausule op te nemen en kan het voordeling zijn om aan te geven dat men zich bewust is van de verplichtingen in het kader van de B2B-Wet en dat men alles in het werk heeft gesteld om deze wet na te leven. Merk wel op dat een loutere invoeging van een dergelijke clausule niet het beoogde doel zal bereiken. Dit geldt des te meer indien het om een generieke clausule gaat die onaangepast in elk contract zou worden opgenomen. De meerwaarde van een dergelijke clausule zal er net in bestaan dat men deze op maat schrijft en daarin de voorgaande tips verwerkt.

Besluit

Ook twee jaar na de inwerkingtreding van de B2B-Wet heerst omtrent de toepassing daarvan nog veel onduidelijkheid. Wat wel vaststaat is dat ook in de context van de vennootschapsovereenkomsten de nodige aandacht moet worden besteed aan de regeling met betrekking tot onrechtmatige bedingen in B2B-contracten. Veel statuten, aandeelhoudersovereenkomsten en overnameovereenkomsten zullen immers onder het toepassingsgebied van deze wetgeving vallen. Het is aangewezen zich aan de hand van bovenstaande tips in te dekken om te vermijden dat clausules nietig zouden worden verklaard.

CONTACTPERSOON

BAVO DE MEY

Advocaat