De precontractuele informatieplichten in het kader van commerciële samenwerkingsovereenkomsten worden gewijzigd
1. De Belgische wetgever heeft op 8 februari 2024 het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake economie gestemd en goedgekeurd.
In dit wetsontwerp wordt ook voorzien in een aantal wijzigingen aan de wettelijke bepalingen inzake precontractuele informatieverplichtingen in het kader van commerciële samenwerkingsovereenkomsten, zoals opgenomen in Boek X van het Wetboek Economisch Recht.
De wetgever heeft het nodig geacht om, waar de wetgeving reeds dateert van 2006, één en ander te optimaliseren, dit op advies van de Arbitragecommissie.
De precontractuele informatieverplichtingen zijn van toepassing op commerciële samenwerkingsovereenkomsten. Klassiek wordt hieronder de franchiseovereenkomst begrepen, maar ook andere commerciële samenwerkingsovereenkomsten kunnen hieronder vallen (bijvoorbeeld distributieovereenkomsten, makelaarsovereenkomsten en zelfs agentuurcontracten). De bank- en verzekeringsagenten worden evenwel uitdrukkelijk uitgesloten uit het toepassingsgebied.
2. Zoals u weet, dient de persoon die het recht verleent voorafgaand aan de ondertekening van de commerciële samenwerkingsovereenkomst een aantal documenten over te maken, waaronder:
- het ontwerp van commerciële samenwerkingsovereenkomst;
- een zogenaamd afzonderlijk document, waarin een aantal contractuele bepalingen dienen opgenomen te worden enerzijds, in een aantal meer economische bepalingen anderzijds.
In de praktijk diende te worden vastgesteld dat het juridisch gedeelte van het precontractueel informatiedocument in vele gevallen erg omvangrijk was, waarbij er vaak sprake is van een quasi letterlijke overname van zo goed als alle contractuele bepalingen opgenomen in het ontwerp van samenwerkingsovereenkomst. Hierdoor ontstond, volgens de wetgever, een tegenstrijdigheid: enerzijds wenst men de aandacht van de rechtsverkrijger te focussen op de belangrijke contractuele bepalingen zodat de rechtsverkrijger met kennis van zaken een oordeel kan vormen, anderzijds vereist men het geheel aan verbintenissen in kaart te brengen wat in de praktijk vaak betekent dat het precontractueel informatiedocument niet of nauwelijks overzichtelijker is of meer duidelijkheid biedt dan het ontwerp van samenwerkingsovereenkomst zelf. Hierdoor schiet het precontractueel informatiedocument zijn doel in vele gevallen voorbij.
Aldus wenst de wetgever het precontractuele informatiedocument aan te passen, zodat het meer zal gaan fungeren als een “red flag” document dan als een exhaustieve opsomming van alle verbintenissen opgenomen in de overeenkomst.
3. Concreet werden volgende aanpassingen en verduidelijkingen doorgevoerd:
- de schrapping in artikel X. 28, §1, 1° b (met name de verbintenissen) en c (gevolgen van het niet behalen van de verbintenissen) van het Wetboek Economisch Recht.
Voorgaande bepalingen dienen niet meer afzonderlijk opgenomen te worden onder het contractuele luik van het afzonderlijk document.
- De aanvulling van de lijst van belangrijke contractuele bepalingen van artikel X.28, §1 van het Wetboek Economisch Recht met enkele specifieke belangrijke contractuele bepalingen, naast de reeds bestaande bepalingen.
Aldus zal artikel X.28, 1° van het Wetboek Economisch Recht inzake belangrijke contractuele bepalingen, voor zover zij zijn voorzien in de samenwerkingsovereenkomst, aangepast worden als volgt:
- de vermelding dat de commerciële samenwerkingsovereenkomst al dan niet specifiek met inachtneming van de persoon wordt gesloten;
- de duur van de commerciële samenwerkingsovereenkomst en de voorwaarden voor de hernieuwing en de opzegging, alsook de financiële gevolgen ervan, in het bijzonder wat de lasten en investeringen betreft.
Deze bepaling werd verduidelijkt en aangevuld, nu ook uitdrukkelijk wordt verwezen naar de hernieuwing, de opzegging en de gevolgen van de beëindiging.
- De rechtstreekse vergoeding die de persoon die het recht verkrijgt, moet betalen aan degene die het recht verleent, en de berekeningswijze voor de onrechtstreekse vergoeding die de persoon die het recht verleent, ontvangt en, in voorkomend geval, de wijze van herziening in de loop van de overeenkomst en bij de hernieuwing ervan.
- De kosten bij opstart of wederkerende kosten zoals de marketing, informatica, transport, opleiding ten laste van de persoon die het recht verkrijgt en de voorwaarden tot wijziging hiervan.
Dit betreft zowel lasten en investeringen bij de aanvang van de overeenkomst (raming van de opstartkosten en de inrichting eigen aan de commerciële formule), alsook wederkerende kosten, zoals bijdragen inzake transport, marketing, … Het gaat hier zowel om de kosten die worden betaald aan de persoon die het recht verleent, als aan zijn (erkende) leverancier. De wetgever heeft hierbij ook verduidelijkt dat het voor zich spreekt dat de kosten kunnen wijzigen in functie van (bijvoorbeeld) stijgende (grondstof)prijzen indien deze gemotiveerd en objectief gerechtvaardigd worden.
- De exclusiviteiten die zijn voorbehouden aan de persoon die het recht verleent.
- De concurrentiebedingen, hun duur, de voorwaarden en de gevolgen van het niet behalen ervan.
- De verplichtingen inzake het hanteren van maximumprijzen.
- Verplichtingen inzake minimumomzet en minimumafname en de gevolgen van het niet behalen ervan.
- De beperkingen op het gebruik van de intellectuele eigendomsrechten.
Hierbij heeft de wetgever verduidelijkt dat het van belang is dat de rechtsverkrijger weet of er beperkingen zijn op het gebruik bij de uitbating van de onderneming en de uitvoering van de overeenkomst, waarbij het onder meer gaat over:
-
- beperkingen in het kader van de licentie op de intellectuele rechten;
- beperkingen inzake gebruik van de intellectuele rechten in online context (internet, sociale media);
- beperkingen inzake de mogelijkheid tot voeren van reclame en promotie met de intellectuele rechten.
- De beperkingen op de toegang tot en de gebruiksrechten van cliënteeldata tijdens en na de overeenkomst van de persoon die het recht verkrijgt.
Hierbij heeft de wetgever verduidelijkt dat het niet de bedoeling is om alle rechten en verplichtingen inzake de Algemene Verordening Gegevensbescherming op te sommen. Wel moet duidelijk worden aangegeven of de rechtsverkrijger de cliënteeldata zelf mag gebruiken, verwerken en of deze inzicht krijgt over het consumptiegedrag van zijn cliënteel om bijvoorbeeld zelf promotionele campagnes te voeren en zijn winkel en assortiment aan te passen aan het cliënteel.
- De beperkingen inzake online verkoop en online promotie.
- De voorkooprechten op de aankoopoptie ten voordele van de persoon die het recht verleent en de regels voor de waardebepaling van de handelszaak bij de uitoefening van deze rechten of deze optie.
- De bedingen betreffende de relatie en de afhankelijkheid tussen de commerciële samenwerkingsovereenkomst en de huurovereenkomst of elke andere overeenkomst betreffende de exploitatievestiging.
- De redenen voor de uitdrukkelijke ontbinding van de overeenkomst, alsook de financiële gevolgen ervan, in het bijzonder wat de lasten en de investeringen betreft.
- Het bevoegdheidsbeding, de rechtskeuze en de proceduretaal.
4. Gelet op de zware sanctie van de nietigheid, is het dan ook aangewezen om de nieuwe bepalingen na te leven.
De nieuwe bepalingen zullen in werking treden op 1 september 2024.
De wijzigingen zullen niet van toepassing zijn op de precontractuele informatiedocumenten met betrekking tot de commerciële samenwerkingsovereenkomsten die reeds lopende zijn op het moment van de inwerkingtreding, met uitzondering van wijzigingen of hernieuwingen hiervan na de datum van inwerkingtreding.
Wanneer u met ingang van 1 september 2024 dan ook een nieuwe commerciële samenwerkingsovereenkomst afsluit of een bestaande samenwerkingsovereenkomst wijzigt of hernieuwt, zal u rekening dienen te houden met de nieuwe wettelijke bepalingen.
Het zal dan ook noodzakelijk zal zijn om uw huidig ontwerp van precontractueel informatiedocument aan te passen aan de nieuwe wetgeving.
Datum van publicatie: augustus 2024
JULIE DETEMMERMAN
Advocaat